
Reeds in 1993 begonnen veehouders zich zorgen te maken over de mogelijke interventie van de vale gier (Gyps fulvus) bij levende dieren. Het aantal klachten nam sterk toe tussen 2005 en 2009, een periode waarin de industriële kadaverstortplaatsen in Spanje werden gesloten. Deze stortplaatsen vormden een belangrijke voedselbron voor grote aantallen gieren. Sindsdien is het aantal meldingen afgenomen en gestabiliseerd op ongeveer 60 tot 70 klachten per jaar in heel Frankrijk.

Om het werkelijke aandeel van de gier in de sterfte van vee te bepalen, werden veldonderzoeken en veterinaire expertises uitgevoerd, voornamelijk in de Pyreneeën en de Grands Causses. De verzamelde resultaten hebben bijgedragen aan een feitelijke en wetenschappelijke analyse van situaties die vaak moeilijk te interpreteren zijn.
Van de 170 onderzochte gevallen in de periode 2003-2009 bleek in 65 gevallen (37%) dat de vale gier (Gyps fulvus) vóór de dood van het dier had ingegrepen (ante mortem). In 84% van deze 65 gevallen betrof het echter dieren die al ten dode waren opgeschreven of kwetsbare dieren die zich niet meer konden verplaatsen als gevolg van verwondingen, complicaties na de geboorte of ziektes. De toestand van deze dieren was dermate zorgwekkend dat een spoedige menselijke interventie (door een veehouder of dierenarts) noodzakelijk was.
Onder deze omstandigheden toonden de gieren een opportunistisch gedrag door zich tegoed te doen aan het nog levende dier. Dit gedrag, dat waarschijnlijk altijd al voorkwam bij de soort, kan niet worden beschouwd als een vorm van predatie. Mogelijk spelen factoren zoals intra-specifieke competitie, voedselstress of veranderingen in de veehouderijpraktijken (minder robuuste rassen, minder menselijke aanwezigheid bij de kuddes) een rol bij het ontstaan van dergelijke situaties.
Op basis van de huidige kennis wordt geschat dat er in Frankrijk jaarlijks ongeveer twintig gevallen van ante mortem-interacties plaatsvinden. Dit komt vooral voor bij koeien van het ras Blonde d’Aquitaine, dat bekend staat om de moeilijkheden bij het afkalven wanneer dit buiten plaatsvindt. Hoewel de gevolgen van deze gevallen niet mogen worden onderschat op het niveau van de getroffen bedrijven, kan de vale gier niet worden beschouwd als een economische bedreiging voor de veehouderij, vooral wanneer dit wordt afgezet tegen de natuurlijke sterfte binnen de kuddes.
Toch heeft de manier waarop de media over dit onderwerp berichten – soms onzorgvuldig en met een gebrek aan kennis – de eeuwenoude relatie tussen veehouders en gieren onmiskenbaar onder druk gezet.
