
De Sint-Helena plevier (Charadrius sanctaehelenae) heeft een zeer kleine en afnemende populatie als gevolg van de verslechtering van geschikte nestgebieden. Er zijn echter tekenen van herstel, en de populatie telt nu meer dan 250 volwassen individuen.
Sint-Helena, destijds onbewoond, werd ontdekt in 1502. De introductie van geiten in 1513 leidde tot de snelle vernietiging van de bossen, die naar verluidt het eiland bedekten. De Wirebird werd voor het eerst geregistreerd in 1656 en exemplaren die in 1842 werden verzameld, bevinden zich nu in het British Museum (Natural History). Deze exemplaren behoren tot het typische grote eilandras.
In 1861 schreef Beatson, destijds gouverneur van het eiland:
“Er is echter een soort landvogel die in het binnenland leeft en in aanzienlijke aantallen wordt aangetroffen. Het is een soort die waarschijnlijk niet door schepen is meegebracht en verdient daarom bijzondere aandacht. Het is geen trekvogel, want hij wordt het hele jaar door waargenomen; in feite heeft geen enkele vogelsoort van dat type ooit Sint-Helena bereikt. Hij wordt de ‘Wire-Bird’ genoemd, waarschijnlijk vanwege zijn zeer lange poten, die op draden lijken en hem in staat stellen uitzonderlijk snel te rennen. Zijn poten zijn groenachtig, zijn lichaam en vleugels grijs, zijn borst wit, zijn ogen groot en zijn snavel matig lang. Van nature is hij nogal schuw; en omdat hij niet over de vliegcapaciteit lijkt te beschikken om uit Amerika of Afrika te zijn gekomen, is het daarom niet onredelijk om te concluderen dat hij inheems is op het eiland. Als dat zo is, kan dit als extra bewijs worden gezien dat Sint-Helena een fragment is van een groter eiland.”

In 1900 schrijft Reichenow
Deze plevier leeft voornamelijk op de stranden van het eiland Sint-Helena, waar hij rondloopt op de hete, rotsachtige zandvlakten. Hij voedt zich met kevers en vooral met een kleine slak die zich onder de stenen schuilhoudt. Zelden, maar af en toe, wordt hij ook in het binnenland van het eiland waargenomen. In december en januari legt hij zijn twee eieren in ondiepe zandkuilen zonder enig nest.”
Sint-Helena Plevier (Wirebird)
De Wirebird heeft het kleinste verspreidingsgebied van alle steltlopers. Hij is nauw verwant aan Kittlitz’ Plevier (Charadrius pecuarius) uit Afrika, waarmee hij ongetwijfeld een gemeenschappelijke voorouder deelt. Ze worden vaak als dezelfde soort beschouwd. Hoewel de Wirebird sterk lijkt op C. pecuarius, is hij aanzienlijk groter, bleker en verschilt hij opvallend in lichaamsverhoudingen. Zo is zijn loopbeen (tarsus) ongeveer 40% langer dan dat van C. pecuarius, terwijl het borstbeen slechts 10% langer is. De snavel is ook onevenredig langer.
De vleugel van de Wirebird is meer afgerond en zijn borstspieren zijn relatief kleiner dan die van C. pecuarius. Extreme voorbeelden van dergelijke evolutionaire aanpassingen zijn ook zichtbaar bij andere endemische landvogels van Sint-Helena, waarvan de meeste waarschijnlijk vliegloos waren of sterk verminderde vliegcapaciteit hadden. Dat de Wirebird zijn vliegvermogen heeft behouden, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan zijn overleving tegenover geïntroduceerde roofdieren.
Het is onbekend wanneer de voorouders van de Wirebird Sint-Helena bereikten, maar botten die zijn geanalyseerd door Olson blijken minstens 1.500 jaar oud te zijn, en sommige zouden zelfs dateren uit het vroeg-Pleistoceen. De vogels waarvan deze botten afkomstig zijn, waren allemaal groter dan de typische C. pecuarius, wat suggereert dat de evolutionaire ontwikkeling relatief snel heeft plaatsgevonden.
De Wirebird werd voor het eerst als soort beschreven in 1873, maar pas in de jaren 1980 werd er meer gedrags- en ecologisch onderzoek naar gedaan. De afgelegen ligging van Sint-Helena heeft wetenschappelijk onderzoek naar de biologie van de soort vaak belemmerd. De meeste beschikbare gegevens over de Wirebird zijn afkomstig uit anekdotische verslagen van eilandbewoners of van waarnemingen door kortdurende bezoekers.

Een volledige telling in 2008 registreerde 373 volwassen individuen, een toename van 16% ten opzichte van 2007. In 2010 steeg de populatie verder naar 397 volwassen individuen, wat aangeeft dat enig herstel heeft plaatsgevonden. In 2011 werden echter slechts 350 volwassen individuen geteld. De oorzaak van deze schommelingen is nog steeds onduidelijk. In de afgelopen 16 jaar (of drie generaties) wordt een algehele achteruitgang van 20-29% geschat.
Het grootste deel van de populatie komt voor in weilanden en geeft de voorkeur aan droge, vlakke graslanden met korte vegetatie, maar de soort komt ook voor in semi-woestijngebieden. Hij voedt zich met een breed scala aan ongewervelde dieren. Meestal worden er per jaar meerdere legsels geproduceerd, met gewoonlijk twee eieren per legsel. Het vervangen van een mislukt legsel komt regelmatig voor. Slechts 20% van de kuikens bereikt de volwassenheid, maar eenmaal volwassen is de overlevingskans hoog. Jonge vogels verspreiden zich vaak in kleine zwermen over een groot gebied.






De soort wordt bedreigd door het gebrek aan begrazing als gevolg van veranderingen in landbouwactiviteiten. Nestgebieden worden steeds ongeschikter en de verspreiding van invasieve soorten versnelt de achteruitgang. Kleine geïntroduceerde zoogdieren, zoals katten en ratten, jagen op eieren en kuikens, terwijl grotere zoogdieren en vee eieren en nesten vertrappen. De overlevingskans van nesten ligt slechts tussen een kwart en een derde. Andere bedreigingen zijn toerisme, verstedelijking en de mogelijke bouw van een vliegveld midden in een belangrijk broedgebied in de semi-woestijn van Prosperous Bay. Het belangrijkste broedgebied, Deadwood Plain, waar 20% van de broedpopulatie zich bevindt, is bestemd voor de ontwikkeling van windturbines, zonder geplande compenserende maatregelen. Deze ontwikkelingen samen kunnen de soort tot de rand van uitsterven brengen.

Alle vogelsoorten op Sint-Helena worden sinds 1894 wettelijk beschermd. De Britse Royal Society for the Protection of Birds werkt samen met lokale organisaties aan een project getiteld “Sint-Helena Luchthaven en ondersteunende infrastructuur: Maatregelen ter vermindering van de impact op de Wirebird-populatie”.
In januari 2008 werd een Soortactieplan gelanceerd met als doel dat de soort binnen tien jaar kan worden geherclassificeerd naar de status “Kwetsbaar” (Vulnerable).
Naast de belangrijkste beschermingsmaatregelen wordt ook het bewustzijn onder het publiek vergroot, nesten worden beschermd, verwilderde katten en ratten worden bestreden, monitoring vindt plaats, toerisme wordt gereguleerd (zoals beperkingen voor off-road voertuigen), en land wordt geschikt gemaakt voor de soort.
De Wirebird (Charadrius sanctaehelenae) is een unieke en kwetsbare schakel in de ecologie van Sint-Helena. Als endemische steltloper, die nergens anders ter wereld voorkomt, draagt hij de geschiedenis van een geïsoleerd eiland in zich. De evolutie – groter en lichter van kleur dan deAfrikaanse verwant, met langere poten en een relatief zwakkere vliegspier – weerspiegelt de bijzondere druk van een leven op een klein, afgelegen stukje land.
Toch is de Wirebird geen stille getuige van het verleden, maar een soort die vecht om detoekomst. Waar veel eilandvogels hun vliegvermogen verloren, heeft de Wirebird dit behouden, een overlevingsmechanisme tegen geïntroduceerde roofdieren zoals katten en ratten. Maar de grootste vijanden zijn subtieler: de langzame degradatie van het leefgebied, de druk van infrastructuur en landbouw en de onzekere balans tussen natuurbehoud en menselijke vooruitgang.
Met beschermingsprogramma’s en verhoogd ecologisch bewustzijn is er hoop op herstel. De fluctuaties in de populatie tonen veerkracht, maar ook de noodzaak tot waakzaamheid. De Wirebird is niet zomaar een vogel – het is een symbool van de fragiele verbondenheid tussen mens en natuur, tussen verleden en toekomst. Hoe Sint-Helena met deze bijzondere soort omgaat, zal veel zeggen over hoe we als mensheid omgaan met onze verantwoordelijkheid voor het behoud van het unieke en onvervangbare.