
De Rozekopeend (Rhodonessa caryophyllacea) is, afgezien van enkele niet-geverifieerde waarnemingen, sinds 1949 niet meer in het wild waargenomen. Al in de 19e eeuw werd de soort als zeldzaam bestempeld. De Rozekopeend wordt nu beschouwd als op het randje van uitsterven of al uitgestorven vooral door jacht en verlies van leefgebied. In het afgelopen decennium is er veel naar de soort gezocht, onder meer door Tordoff in 2008, Eames in 2009 en Thorn in 2014. Desondanks al deze pogingen is de eend niet gevonden. Een eventuele resterende populatie is waarschijnlijk zeer klein en daarom heeft de soort de status “Critically Endangered”. Er is meer onderzoek nodig naar afgelegen wetlands in Noord-Myanmar, waar een mogelijke recente waarneming heeft plaatsgevonden en lokale meldingen werden ontvangen in 2006, overigens zonder verder bewijs.

Finn schreef in 1915: “Toen ik in de negentiger jaren in India was, kon men in de winter doorgaans zo’n een half dozijn op de markt van Calcutta zien, hoewel er wel Rs. 15 per stuk werd gevraagd; ze werden levend gehouden vanwege hun waarde als siervogels; maar nu, zo wordt mij door vrienden uit Calcutta verteld, zou een bod van Rs. 100 per vogel waarschijnlijk niet eens tot een enkel exemplaar leiden.”
Volgens Blanford in 1923 “is [de soort] vrij algemeen in de districten van Purnea en Bhagalpur en in Tirhoot, en komt hij voor in heel Bengal. Gedurende de tien jaar die ik in Uppar Pradesh heb doorgebracht, ben ik deze vogel nooit tegengekomen. Blijkbaar raakt hij geleidelijk uitgestorven, en dient daarom niet te worden afgeschoten.”
Eames in 2006: Onderzoekers die surveys uitvoerden voor de soort hebben gesuggereerd dat de soort mogelijk nachtactief is, wat het lokaliseren zeer bemoeilijkt kan tevens de unieke kleurstelling verklaren.
Verspreidingsgebied beschreven in 1922 (John Phillips): Met uitzondering van een zeer beperkt gebied aan de Ganges, lijkt deze soort overal zeldzaam te zijn. Het gebied dat door alle schrijvers als zijn voornaamste habitat wordt beschouwd, ligt ten noorden van de Ganges en ten westen van de Brahmaputra. In deze regio komt de soort veel voor. Elders wordt hij zelden aangetroffen in de rest van Bengal en in de vallei van de Brahmaputra.
Verspreidingsgebied beschreven in 2014 (Birdlife): Rhodonessa caryophyllacea was lokaal verspreid in de wetlands van India, Bangladesh en Myanmar. De soort werd zelden waargenomen in Nepal, met de meeste meldingen uit Noordoost-India en het aangrenzende Bangladesh.
Beschrijving
Identificatie volgens Finn (1909). De kleurstelling is echter uniek, niet alleen onder eenden maar bij vogels in het algemeen. Het verenkleed van het mannetje is overwegend glanzend sepia, met een lichtbruine vleugelstreep, en de spanvleugels zijn ook van binnen naar lichtbruin getint; het hoofd en de nek, met uitzondering van een brede zwarte band die langs de keel en de voorkant van de nek loopt, zijn van een zeer ruw en opvallend rozenroze, wat totaal niet harmonieert met het felrode oog en de witte snavel, die bij basis en punt overloopt in huidkleur. Het vrouwtje, hoewel minder opvallend van uiterlijk, lijkt sterk op het mannetje. Zij is echter overal doffer, waarbij het roze van het hoofd bijzonder dof en vuil oogt; er is geen zwart op de keel, maar wel een zwarte streep langs de kruin – dit is het kenmerk dat het mannetje aanneemt wanneer hij niet in volle kleur is. De snavel van het vrouwtje is zwart, met een crèmekleurige streep tussen de neusgaten en de basis; het oog is doffer dan bij het mannetje.

Het dier komt voor in kleine of matig grote groepen in onkruidrijke vijvers en moerassen, doorgaans in gebieden omgeven door jungle, en broedt op de grond in hoog gras in juni en juli. De eieren zijn behoorlijk uniek: wit en bolvormig als biljartballen, er worden er ongeveer negen gelegd. Het is een schuw en teruggetrokken dier dat afgelegen en overwoekerde stilstaande waterpoelen, moerassen en drassige gebieden in laaglandbossen en hoge graslanden bewoont en, in de winter, ook lagunes grenzend aan grote rivieren. Buiten het broedseizoen werd het gewoonlijk in kleine groepen waargenomen en af en toe in zwermen van 30-40. Sommige, en mogelijk alle, populaties ondernamen lokale seizoensgebonden verplaatsingen, wat heeft geresulteerd in verspreide historische waarnemingen tot ver in Punjab, Maharashtra en Andhra Pradesh in India.
From the writings of Richard Thorn (2014)
“But unconfirmed sightings have left birders and international conservation organizations determined and hopeful that the Pink-headed Duck may still be out there in Myanmar’s dense, largely inaccessible elephant grasslands, swamps and floodplains. Reports of sightings emanating from Kachin State have trickled in over the years, made more promising by the fact that these low-lying swamps, rivers and marshes still resemble the habitats that once existed in the Pink-headed duck’s last strongholds of Bangladesh, West Bengal and northern India”.
Achteruitgang
De achteruitgang van de soort is waarschijnlijk het gevolg van verlies van leefgebied. Ze werd het hele jaar door vervolgd in de late 19e en vroege 20e eeuw, toen de jacht in India zeer intens was. Alleen de jachtdruk is onwaarschijnlijk de mogelijke uitsterving van de soort te hebben veroorzaakt. Hoewel de soort historisch gezien werd bejaagd, blijft de rol die dit speelde in haar achteruitgang onzeker. De invasieve exoot waterhyacint heeft mogelijk bijgedragen aan haar achteruitgang door natte habitats te veranderen, ten nadele van deze soort.
De laatste betrouwbare waarneming van de eend dateert uit juni 1935 door C. M. Inglis in het district Darbhanga in de provincie Bihar, India. Sindsdien zijn er meerdere onbevestigde meldingen van de eend uit Noord-Birma, dicht bij de grenzen met Assam. Eén melding komt uit het district Putao in de staat Kachin, waarbij ongeveer vijf eenden werden gezien in enkele stroomversnellingen van de Mali Kha-rivier, nabij Machanbaw (in Kachin, dicht bij de Birmese-Tibetaanse grens) in de winter van 1965–1966. Het is mogelijk dat de eend nog overleeft in het Land of Jove-gebied van Tibet. Het bevestigen van de status van de roze-kop eend in Noord-Birma is moeilijk, aangezien visa voor buitenlanders onverkrijgbaar zijn. Bovendien is het gebied zelfs voor de Birmese bevollking beperkt toegankelijk vanwege lokale vijandigheden. Het habitat waarin de soort vermoedelijk wordt waargenomen, is niet typisch voor eerdere beschrijvingen. Uiteraard, als de roze-kop eend nog bestaat, zal zij zich in een niet nader omschreven habitat bevinden, anders hadden de zoektochten van het afgelopen decennium haar al gevonden.