
In de omgeving van Brescia worden de laatste twee dagen van januari en de eerste van februari de “dagen van de merel” genoemd. Het verhaal gaat dat deze vogel, die oorspronkelijk wit van kleur was, zwart werd omdat deze drie dagen in een bepaald jaar zo koud waren dat ze haar toevlucht moest zoeken in een schoorsteen.
In Ierland gelooft men dat, wanneer de merel luid en schel zingt, er zeker regen zal volgen.
In sommige delen van Duitsland wordt de merel “Gottling” of “kleine god” genoemd en men gelooft dat hij bescherming biedt tegen bliksem als hij in een kooi in huis wordt gehouden.

Op de Orkney-eilanden bestaat de overtuiging dat, als de merel dicht bij een huis wordt gezien, dit een spoedige dood van een van de bewoners voorspelt, of anders dat de familie binnenkort zal verhuizen naar een andere plek.
De volgende geschiedenis komt uit India. Een merel en zijn vrouwtje woonden samen in een boom. De merel zong altijd heel mooi, en op een dag hoorde de koning hem zingen terwijl hij voorbijging. Hij stuurde een vogelvanger om hem te vangen. Maar de vogelvanger maakte een vergissing; hij ving niet de merel die zo mooi zong, maar mevrouw Merel, die nauwelijks kon zingen. Er werd een kooi voor haar gemaakt, en daar werd ze opgesloten.
Toen meneer Merel hoorde dat zijn geliefde vrouw was gestolen, werd hij ontzettend boos. Hij besloot haar terug te halen en verklaarde de koning de oorlog. Terwijl hij over de weg liep, kwam hij een kat tegen. “Ik ga met je mee,” zei de kat, “hij heeft mijn kitten verdronken.” De kat sprong in het oor van de merel en de merel liep verder.
Daarna ontmoette hij een paar mieren. “Wij gaan ook mee,” zeiden de mieren, “hij heeft kokend water in ons hol gegoten.” Ze sprongen in zijn oor. Vervolgens ontmoette hij een touw en een knuppel, en toen zij hoorden dat hij tegen de koning ging vechten, sprongen ook zij in zijn oor. Vervolgens moest de merel een rivier oversteken en vertelde hij over zijn missie. “Ik ga met je mee,” zei de rivier en sprong in zijn oor.
De merel marcheerde verder totdat hij bij het paleis van de koning kwam. “Wat wil je?” vroeg de koning. “Ik wil mijn vrouw terug,” zei de merel. “Pak deze brutale vogel,” zei de koning, “en sluit hem op in het kippenhok. Ik denk niet dat er morgenochtend veel van hem over zal zijn.”
De dienaren sloten de merel op in het kippenhok. Toen de hele wereld sliep, zei de merel:
“Kom naar buiten, Poes, uit mijn oor,
Er zijn hier kippen in overvloed;
Krab ze, laat hun veren vliegen,
Draai hun nek om tot ze sterven.”
Toen de ochtend aanbrak en de koning het kippenhok binnenkwam, lagen alle kippen dood. Dus werd de merel opgesloten in de stal, tussen de wilde paarden. Om middernacht zei de merel:
“Kom naar buiten, Touw, en kom naar buiten, Knuppel,
Bind de paarden vast opdat ze niet trappen;
Sla de paarden op hun hoofd,
Sla ze tot ze dood neervallen.”
En zo geschiedde.
Als de koning eerst boos was, was hij nu woedend. Zijn paarden hadden hem veel geld gekost. “Zet hem bij de olifanten!” schreeuwde hij. Die nacht kwam er een zwerm mieren uit het oor van de merel. Ze kropen in de hersenen van de olifanten en beten hen zo hard dat ze allemaal gek werden en stierven.
Die nacht werd de merel vastgebonden aan het bed van de koning. Midden in de nacht kwam de rivier uit het oor van de merel tevoorschijn. Het water overstroomde de kamer, liet het bed van de koning drijven, en de koning begon nat te worden. “In hemelsnaam, Generaal Merel,” riep de koning, “neem je vrouw en verdwijn.” En zo kreeg de merel zijn vrouw terug en leefden ze nog lang en gelukkig.
Bronnen:
- Robinson, W. Heath (William Heath), 1872-1944. The Talking Thrush, and Other Tales from India. New York, E.P. Dutton & Co., 1899.
- Swainson, Charles. The Folk Lore and Provincial Names of British Birds. London, Folk-lore Society, 1886.