
De Legende van de Brandgans (Branta leucopsis)
Lang geleden, in de mistige wateren rondom de Orkney-eilanden, werd verteld over een bijzondere vogel, geboren uit de bomen zelf. Men geloofde dat er in deze streken bomen groeiden die leken op wilgen, waarvan de uiteinden kleine ronde knoppen droegen. Wanneer deze rijp waren, vielen ze in de zee en veranderden ze op wonderlijke wijze in volmaakte ganzen.
Ver van daar, voor de kust van Lancashire, lag een klein eiland genaamd de Pile of Foulders. Hier spoelden oude, gebroken scheepswrakken aan, samen met de verweerde stammen van dode bomen. Op deze rottende houtresten groeide een geheimzinnige, schuimachtige substantie, die na verloop van tijd veranderde in schelpen, scherp en wit als aangespoelde mosselen.

Wie zo’n schelp opende, ontdekte een dunne, zijdeachtige draad die zich vasthechtte aan de binnenkant, net zoals bij mosselen en oesters. Maar aan het andere uiteinde van deze draad groeide een vreemd, vormloos wezen, dat langzaam uitgroeide tot iets dat op een vogel leek. Naarmate het groeide, opende de schelp zich steeds verder. Eerst verschenen de kleine, bungelende pootjes van de vogel, daarna de rest van zijn lichaam, tot hij uiteindelijk alleen nog met zijn snavel vastzat aan de lege schelp.
Op een dag, als de vogel volledig volgroeid was, viel hij in de zee. Daar, omringd door golven en wind, begon hij veren te krijgen en groeide uit tot een prachtige zeevogel. Hij was groter dan een wilde eend, maar kleiner dan een gans, met zwarte poten, een scherpe snavel en een verendek dat zwart en wit gevlekt was, net als een ekster.
Niet alleen de brandgans was onderwerp van wonderlijke verhalen. Er werd ook gesproken over een kleinere soort, in sommige streken de claik genoemd, gekleed in bontgekleurd verenkleed, met witte en zwarte ronde vlekken. Niemand wist precies waar deze vogels vandaan kwamen, en zo ontstond een andere vreemde legende.

Men vertelde dat in het verre noorden oude schepen ronddreven, hun romp verteerd door de tand des tijds. Uit het rottende hout zou een worm tevoorschijn komen, die zich langzaam ontwikkelde tot een Brandgans. De jonge gans hing met zijn snavel aan het dode hout, schommelend in de zeewind, tot hij sterk genoeg was om los te laten en zijn vleugels uit te slaan.
Hoewel velen deze verhalen als waarheid aannamen, waren er ook mensen die de legende op de proef wilden stellen. Hector Boece, een geleerd man met een onstilbare honger naar kennis, stelde zich de vraag of deze ganzen werkelijk uit bomen of wrakhout konden ontstaan. Zeven jaar eerder had hij een ontmoeting gehad met Alexander Galloway, de pastoor van Kinkell, een man van onberispelijk karakter en een brandend verlangen om de wonderen van de natuur te doorgronden.
Op een dag, terwijl Galloway langs de kust liep en stukken aangespoeld wrakhout optilde, merkte hij iets vreemds op: van het ene uiteinde tot het andere hingen schelpen aan het hout, vastgeklampt als kleine parasieten. Gedreven door nieuwsgierigheid brak hij een paar van de schelpen open en wat hij binnenin vond, verbaasde hem meer dan hij ooit voor mogelijk had gehouden. In plaats van zeedieren, zoals mosselen of oesters, trof hij kleine vogels aan, niet groter dan de schelpen die hen herbergden. In de kleinere schelpen zaten kleine vogels, in de grotere grotere.

Overweldigd door zijn ontdekking haastte hij zich naar Boece, wetende dat hij iemand had gevonden die zijn fascinatie voor het onverklaarbare deelde. Hij beschreef het tafereel met zoveel opwinding dat Boece zelf naar de kust ging om de schelpen te onderzoeken. Hoewel hij erkende dat de schelpen een mysterieuze oorsprong hadden, was hij uiteindelijk niet overtuigd dat er werkelijk ganzen uit geboren werden. Misschien, zo stelde hij, was deze overtuiging slechts een gevolg van onwetendheid over de ware broedplaatsen van de Brandgans, die in zulke afgelegen gebieden nestelde dat niemand ooit had gezien waar ze vandaan kwamen.
Toch bleven de verhalen leven, verteld door vissers en zeelui, gefluisterd bij het haardvuur en gedeeld op stormachtige nachten. Want soms is de waarheid minder belangrijk dan het mysterie zelf. En wie kon met zekerheid zeggen dat er niet ergens, in een vergeten hoek van de wereld, een boom stond die zijn vruchten aan de zee schonk—en dat uit die vruchten een vogel geboren werd?