Amakihi

Greater-Amakihi-JS_20160806_5760-1024x801

De Grote ‘AmakihiViridonia sagittirostris – Groene Solitaire

De Grote ‘Amakihi, een vrij onopvallende kleine suikervogel met een olijfgroene kleur, werd in 1892 door de ornithologische wereld ontdekt toen Henry Palmer, de verzamelaar van Rothschild, vier exemplaren verzamelde. In december 1895 werden nog een paar individuen gevonden, en in 1900 werd de soort opnieuw waargenomen. Het jaar daarop werd hij nogmaals gespot, maar sindsdien is de vogel nooit meer gezien.

Op het moment van zijn ontdekking was de soort al sterk beperkt tot een klein gebied op het eiland Hawaï: het vochtige regenwoud aan weerszijden van de Wailuku-rivier, op een hoogte van 300 tot 900 meter.

Telkens wanneer hij werd waargenomen, kroop deze vogel langs de takken van de ‘Ōhi‘a-bomen (Metrosideros polymorpha) of tussen het loof. Individuen voedden zich met insecten, larven en andere ongewervelden. Ook werd gezien dat ze nectar uit de ‘Ōhi‘a-bloemen dronken.

Het habitat van deze soort bestaat al lang niet meer. Het gebied waarin de vogel leefde, is nu volledig bedekt met suikerrietvelden.

Deze prachtige vogel was een van de meest interessante ontdekkingen die Palmer, de verzamelaar van Rothschild, deed op het eiland Hawaï, waar hij uitsluitend voorkomt. Het is een van de zeldzaamste nog levende Hawaïaanse vogels, en zijn habitat is beperkt tot een klein, dicht bebost gebied aan beide zijden van de Wailuku-rivier, op een hoogte van 600 tot 1.200 meter.

Zelfs in dit beperkte leefgebied kan men dagenlang tevergeefs zoeken naar deze vogel, tenzij men zijn roepsignaal kent. Af en toe kan een paartje uit de bossen worden gelokt door hun roep na te bootsen. Door dit te doen, is het mij verschillende keren gelukt om een exemplaar tot op slechts enkele meters afstand te benaderen en te luisteren naar zijn eerder weemoedige roep.

De lange, rechte snavel lijkt op die van een wielewaal, en net als deze vogel leeft de Viridonia voornamelijk van insecten, die hij uit het loof van de ‘Ōhi‘a-bomen (Metrosideros polymorpha) verzamelt. Het lijkt erop dat deze vogel zich uitsluitend op deze boomsoort richt. De vogel was volledig onbekend bij de inheemse bevolking, en ik heb geen inheemse naam voor hem kunnen achterhalen – als die überhaupt ooit heeft bestaan. Daarom heb ik hem aangeduid met de hierboven genoemde naam.

Beschrijving

De snavel is licht gebogen, stevig aan de basis en versmalt naar de punt toe, die scherp gepunt is. De vleugel is vrij breed, waarbij de eerste slagpen iets korter is dan de zesde. Er is geen rudimentaire primaire slagpen aanwezig. De staart is vrij kort en bijna recht aan het uiteinde. De poten en voeten zijn stevig gebouwd. De culmen is ongeveer even lang als de tarsus.

Scott B. Wilson schreef in 1893:

“Deze vogel werd in 1892 ontdekt door Palmer, terwijl hij verzamelde voor Rothschild, op de hellingen van Mauna Kea, boven Hilo. Hij komt voornamelijk voor in hoge bomen en tussen dichte klimplanten in de dichtste bossen, meestal op een hoogte tussen 150 en 450 meter. De vogel is schuw, redelijk actief en laat een hoge, heldere roep horen, die enigszins lijkt op die van de Mamo. Deze roep wordt afgewisseld met een regelmatige fluitende triller. Zijn zang lijkt op die van Chlorodrepanis, maar eindigt met twee of drie luide tonen.

In eerste instantie werden slechts vier exemplaren verzameld, maar Perkins wist er tijdens zijn bezoek aan de eilanden in 1896 meerdere te bemachtigen, waarvan één op een hoogte van 600 meter. De magen van de vogels die hij schoot, waren gevuld met krekels van het geslacht Paratrigonidium.”

Viridonia sagittirostris

Het volwassen mannetje heeft een helder olijfgroene bovenzijde, die iets lichter en feller is aan de zijkanten van de kop en de bovenste staartdekveren. De onderzijde is fel geelgroen. De vleugels zijn zwartbruin, waarbij de primaire slagpennen smal en de secundaire slagpennen breder zijn omzoomd met geelgroen. De staart is zwartbruin met geelgroene randen. De onderzijde van de vleugels is donker asgrijs, waarbij de slagpennen op de basale helft een doffe witte rand hebben. De vleugelrand heeft een gele tint. De snavel is zwart, de poten zijn zwart en de iris is bruingrijs. De totale lengte bedraagt ongeveer 16,5 cm, de culmen 2,3 cm, de vleugel 8,4 cm, de staart 5,3 cm en de tarsus 2,3 cm.

Het volwassen vrouwtje lijkt op het mannetje, maar heeft een iets doffere kleur zowel aan de boven- als onderzijde. Deze soort komt voor op Mauna Kea, Hawaï, behorend tot de Sandwich-eilanden.