
Het Geschenk van de Vlam
Lang geleden, toen de vogels en dieren nog spraken en de wereld jong was, gebeurde er iets bijzonders dat hun vormen en kleuren voor altijd veranderde.
Jawayak-wayak, de Zwartmasker-rupsvogel, had een pijnlijke voet. Een grote, kloppende steenpuist had zich op zijn poot gevormd, en hij kon nauwelijks lopen. Wakwak, de Torres kraai, zag het en besloot hem te helpen. Hij vloog naar hem toe en met zijn scherpe snavel brak hij de steenpuist open. Maar terwijl hij dit deed, spatte het vocht omhoog en kwam het in zijn ogen terecht. Sinds die dag hebben de Wakwak-kraaien witte ogen, als een herinnering aan die daad van vriendschap.
Dankbaar, maar nog steeds zwak door zijn pijnlijke poot, besloot Jawayak-wayak om een kangoeroe te doden. Het was een groot dier en een waardevolle vangst, maar omdat hij zelf niet kon lopen, droegen de andere vogels de kangoeroe voor hem terug naar hun kamp. Daar maakten ze een vuur en bereidden ze het vlees voor een groot feestmaal.
Toen de geur van het geroosterde vlees de lucht vulde, riep Jawayak-wayak Detdet, de Regenbooglori, bij zich. “Neem een stuk vlees,” zei hij, “en vlieg weg.” Detdet gehoorzaamde, en hij pakte een groot, heet stuk vlees en legde het op zijn rug om het te dragen. Maar het vlees was nog warm en sappig, en terwijl hij vloog, druppelde het rode vleesvocht over zijn borst. Sinds die dag hebben de Regenboogloris een rood getinte borst, als een herinnering aan dat geschenk.
Daarna riep Jawayak-wayak Weley, de Roodvleugelpapegaai, en gaf hem hetzelfde bevel. Weley nam een stuk vlees en legde het op zijn vleugel. De hitte brandde zich in zijn veren, en vanaf die dag draagt hij voor altijd zijn helderrode vleugels als een teken van het feestmaal dat ze samen deelden.


Terwijl de vogels aten en hun vreugde deelden, keerde oude Durrk, de Emu, terug naar het kamp. Maar toen ze zag dat de kangoeroe al was opgegeten, werd ze boos. Ze had heel de dag munmun-gras verzameld om er soep van te maken voor iedereen, maar nu was er niets meer om het bij te eten.
Woedend keek ze naar de anderen en sprak: “Als jullie mijn maaltijd niet waarderen, dan zal ik hem nooit meer delen!” En in haar boosheid weefde ze het munmun-gras in haar veren, waardoor haar vacht donzig en ruw werd.
Toen stak ze haar graafstok diep in haar mond en langs haar keel naar beneden. Zo kreeg ze haar lange nek, die haar tot op de dag van vandaag kenmerkt. Maar dat was nog niet alles. In haar woede slikte ze een grote steen in, die vast kwam te zitten vlak bij haar hart. En nog steeds, als ze haar veren opzet, kun je die steen in haar borst voelen.
Vanaf die dag besloot Durrk dat ze nooit meer zou vliegen en dat ze op de grond zou blijven, terwijl de andere vogels hoog in de lucht vlogen. De vogels hielden hun nieuwe kleuren als geschenk van het feestmaal, en de Emu bleef als een trotse, wandelende schaduw op de aarde, met de steen van haar boosheid diep in haar hart.
En zo is het altijd gebleven.