
De Vergeten IJsvogel
Tegenwoordig is de ijsvogel een eenzame en rusteloze vogel. Ze blijft dicht bij het water, waar ze haar voedsel zoekt, en vliegt langs de rivieroevers terwijl ze een klaaglijke roep laat horen. Wat zegt ze? Waarom lijkt ze nooit tevreden?
De Amerikaanse ijsvogel is grijs, maar haar Europese neefje is felblauw met een roestbruine borst. Misschien was het dus wel de buitenlandse ijsvogel die eens iets belangrijks vergat—zoals je nu zult horen.
Lang, lang nadat de verdrietige dagen van Halcyone, de eerste ijsvogel, voorbij waren, brak er een storm los die veertig dagen en veertig nachten duurde. Het was de vreselijkste overstroming die de wereld ooit had gekend.
Toen Vader Noach zich haastte om zijn ark te bouwen en alle dieren en vogels uitnodigde om zich bij hem in veiligheid te brengen, was de ijsvogel maar al te blij om mee te gaan. Zelfs zij, die door Aeolus beschermd werd tegen storm en wind, kon nergens landen terwijl de wateren het hele land bedekten.
Zo woonde de ijsvogel samen met de andere dieren in de ark, terwijl buiten de woeste golven raasden en de storm huilde. Maar na vele weken kwam de storm eindelijk tot rust. Noach opende een klein raam en liet een duif naar buiten vliegen, op zoek naar land.
Terwijl hij wachtte op de terugkeer van de duif, keek Noach om zich heen. De dieren en vogels om hem heen werden ongeduldig, moe van hun lange opsluiting. “Wie van jullie is dapper genoeg,” vroeg Noach, “om onze vriend de duif te volgen en te zien of er ergens land te vinden is? Ah, kijk daar! De ijsvogel. Kleine moeder, jij bent opgegroeid met de wind en het water. Jij zult niet bang zijn. Vlieg uit, ijsvogel, en breng mij nieuws over de wereld daarbuiten.”
De dag brak net aan toen de ijsvogel, die destijds nog een dofgrijze kleur had, door het kleine raam de wereld invloog. Maar nauwelijks had ze de veiligheid van de ark verlaten of een plotselinge stormwind greep haar vast. De wind sleurde haar heen en weer en slingerde haar bijna in de kolkende golven, die zelfs de hoogste bergen bedekten.
De ijsvogel raakte in paniek. Ze kon niet terug naar de ark, want het raam was gesloten. En overal om haar heen was alleen maar eindeloos water.
Wat moest ze doen? Er was maar één optie: omhoog vliegen, weg van de opspattende golven.
Gelukkig was ze goed uitgerust. Ze had dagenlang in de ark gerust en gegeten van het voedsel dat Noach zorgvuldig voor zijn gasten had verzameld. Haar vleugels waren sterk. Dus vloog ze omhoog, hoger en hoger, tot ze de wolken passeerde en de heldere blauwe hemel bereikte.
En daar, in de zuivere lucht, gebeurde iets wonderlijks. Haar saaie grijze veren begonnen te veranderen—ze namen de schitterende kleur aan van de hemel waarin ze nu vloog. Ze werd een vogel van diepblauw, net zo stralend als de lucht boven de aarde.
Maar hoe hoger ze vloog, hoe meer ze zich vrij voelde. Ze vergat Noach, de ark, en haar opdracht. Ze wilde alleen maar stijgen, verder en verder, tot ze iets zag wat ze in lange tijd niet had gezien: de zon.
“Daar is de zon!” riep ze opgetogen. “Hoe prachtig, hoe dichtbij! Ik wil hem beter bekijken, zoals geen enkele vogel dat ooit heeft gedaan—notabene de arend!”
En met die gedachte begon ze haar duikvlucht, razendsnel omlaag, recht naar de zon.
Maar al snel voelde ze de verschroeiende hitte. De zon brandde op haar borst, en haar veren vlogen bijna in vlammen op. Verschrikt probeerde ze te ontsnappen, maar het was te laat om nog verder te stijgen. In paniek dook ze naar beneden, terug naar de wateren die de wereld nog steeds bedekten.



Met een sissend geluid dook ze in de golven, die de vlammen doofden. Ze dook opnieuw, en nog eens, om de pijn te verlichten. Maar toen ze eindelijk opdook, merkte ze dat haar prachtige blauwe veren geschroeid waren. Haar borst, ooit zacht en onopvallend, was nu roestbruin, gebrand door de zon.
Ze keek om zich heen. Waar was Noach? Waar was de ark? Overal zag ze alleen maar eindeloze zeeën.
Toen herinnerde ze zich haar opdracht. Ze had Noach beloofd snel terug te keren. Maar ze had haar tijd verspild—ze had geen idee hoe lang ze was weggeweest.
Haar ogen schoten angstig van links naar rechts. Ze vloog heen en weer, op zoek naar Noach, op zoek naar de ark. Ze riep wanhopig, maar niemand antwoordde.
Wat ze niet wist, was dat de duif haar taak wel had voltooid. De duif had een olijftak teruggebracht naar de ark, wat betekende dat ergens de aarde weer zichtbaar was. En terwijl de ijsvogel haar tijd verspilde in de hemel, was de ark verder gedreven, tot hij uiteindelijk strandde op de berg Ararat. Daar had Noach de ark verlaten en begonnen een huis te bouwen.
Maar dit alles gebeurde ver, ver weg van waar de ijsvogel nu rondvloog, zoekend naar iets wat ze nooit meer zou vinden.
Zelfs toen de wateren zich terugtrokken en de aarde weer droog werd, vond de ijsvogel geen rust. Ze bouwde haar nest dicht bij het water, maar bleef altijd zoeken. Tot op de dag van vandaag vliegt ze langs rivieren en meren, rusteloos, roepend, alsof ze nog steeds wacht op een antwoord. En als je goed kijkt naar haar reflectie in het water, zie je haar prachtige blauwe veren—de kleur van de lucht waarin ze verdwaalde. Maar haar borst blijft roestbruin, als een herinnering aan de zon die haar bijna fataal werd. En nu weet je hoe het allemaal is gebeurd.