
De volgende fabel wordt verteld door de Visayan-stam van het eiland Mindanao.
Op een dag verklaarde de adelaar zijn liefde aan de hen. Hij vloog naar beneden om haar te zoeken, en toen hij haar gevonden had, zei hij: “Ik wil dat jij mijn partner wordt.” De hen antwoordde: “Ik ben bereid, maar laat me eerst vleugels laten groeien zoals die van jou, zodat ik net zo hoog kan vliegen als jij.” De adelaar antwoordde: “Dat zal ik doen, en als teken van onze verloving geef ik je deze ring. Zorg er goed voor tot ik weer terugkom.”
De hen beloofde dat ze dat zou doen, en de adelaar vloog weg. De volgende dag ontmoette de haan de hen. Toen hij de ring om haar nek zag, was hij zeer verbaasd en zei: “Waar heb je die ring vandaan? Ik denk dat je niet trouw bent aan mij. Herinner je je niet je belofte om mijn partner te zijn? Gooi die ring weg.” En dat deed ze.
Aan het einde van de week kwam de adelaar terug met prachtige veren om de hen mee te kleden. Toen ze hem zag, werd ze bang en verstopte zich achter de deur. De adelaar kwam binnen en riep: “Hoe gaat het met je, mijn lieve hen? Ik breng je een prachtige jurk.” En hij liet haar de veren zien. “Maar waar is je ring? Waarom draag je hem niet?”


De hen kon eerst geen antwoord geven, maar na een tijdje probeerde ze de adelaar te misleiden en zei: “Oh, vergeef me, meneer! Gisteren, terwijl ik in de tuin liep, kwam ik een grote slang tegen, en ik was zo bang dat ik naar het huis rende. Toen ik daar aankwam, merkte ik dat ik de ring was verloren. Ik heb overal gezocht, maar helaas, ik heb hem nog niet gevonden.”
De adelaar keek de hen scherp aan en zei: “Ik zou nooit hebben geloofd dat je je zo slecht zou gedragen. Ik beloof je dat, wanneer je mijn ring hebt gevonden, ik weer naar beneden zal komen en je als mijn partner zal nemen. Als straf voor het breken van je belofte zul je altijd de grond omwoelen en naar de ring zoeken, en al je kuikens die ik vind, zal ik van je afpakken. Dat is alles. Vaarwel.”
Toen vloog hij weg. En sindsdien hebben alle hennen over de hele wereld de grond omgewoeld, op zoek naar de ring van de adelaar.
De Nage-stam van Indonesië gelooft dat de bapu-geesten, die op de top van de vulkaan Ebu Lobo wonen, de gedaante aannemen van een Brahmaanse wouw (jata) of een grote, hoogvliegende havik (jata jawa) wanneer ze op zoek zijn naar menselijke slachtoffers, die ze doorgaans doden in de vorm van spirituele buffels.