
De Eerste IJsvogels
Lang geleden, toen de wereld nog jong was, leefde er een prachtige prinses genaamd Halcyone. Ze was de dochter van Aeolus, de Koning van de Winden, en groeide op op zijn eiland, waar hij voortdurend probeerde zijn vier ontembare zonen in toom te houden, Boreas, de Noordenwind; Zephyrus, de Westenwind; Auster, de Zuidenwind; en Eurus, de Oostenwind. Maar hoe hard hij ook zijn best deed, de broers braken vaak los en stormden over de zeeën, brengend vernietiging en ongeluk over de zeelieden.
Halcyone, die haar hele leven tussen hen had doorgebracht, wist hoe wreed en onvoorspelbaar ze waren. Ze had gezien hoe ze speelden met het lot van mensen en voelde een diepe angst voor hun kracht.



Op een dag kwam Prins Ceyx naar het eiland van Aeolus. Hij was de zoon van Hesperus, de Avondster, en de koning van Thessalië. Halcyone en Ceyx werden verliefd en, met haar vaders zegen—maar tot de grote woede van de Winden, verliet ze haar eiland om Ceyx’ koningin te worden.
Jarenlang waren ze gelukkig samen. Maar op een noodlottige dag moest Ceyx een lange zeereis maken om een heilige tempel in een ver land te bezoeken. Halcyone voelde een diep onheil. Ze wist hoe de Winden zeelieden opjoegen en in hun val lokten, en ze vreesde dat ze hem nooit meer terug zou zien. Ze smeekte hem om te blijven, of haar op zijn minst mee te nemen, maar hij weigerde. Hij kon het niet verdragen haar aan de gevaren van de zee bloot te stellen. Hij beloofde dat hij over twee maanden zou terugkeren, als alles goed ging.
Maar Halcyone voelde in haar hart dat ze hem nooit meer zou zien zoals hij nu was.
Op de oever keek ze toe hoe zijn schip langzaam uit zicht verdween, tot het slechts een stipje aan de horizon was. Toen keerde ze, bedroefd en bezorgd, terug naar het paleis.
Ceyx en zijn bemanning waren halverwege hun reis toen de Winden zich losrukten uit hun ketenen. Brullend van wraak stormden ze door de lucht en geselden de zee tot een kolkende woestenij. De bliksem spleet de hemel, golven torenden hoog op, en het schip werd verzwolgen door de woedende oceaan. Ceyx en zijn mannen verdwenen in de diepte.
Diezelfde nacht, ver weg in haar eenzame paleis, had Halcyone een vreselijke droom. Ze zag de storm, het zinkende schip, en haar geliefde Ceyx, die verdronk in de golven. Zijn geest verscheen voor haar en sprak een droevig afscheid.
Bij het eerste licht rende ze naar de kust, haar hart zwaar van angst. Ze tuurde over het water, hopend dat haar nachtmerrie niet waar was.
Toen zag ze een donkere vorm op de golven dobberen. De zee droeg het steeds dichter naar de oever, totdat een enorme golf het op het zand wierp. Het was het levenloze lichaam van Ceyx.
Met een kreet van wanhoop snelde Halcyone naar hem toe. “O, mijn geliefde! Is dit hoe je naar me terugkeert?”
Overmand door verdriet klom ze op de zeewering, klaar om zichzelf in de golven te werpen en zich bij hem te voegen in de dood. Maar op het moment dat ze sprong, gebeurde er iets wonderlijks.
Haar armen voelden licht, en plotseling spreidden zich vleugels uit haar rug. Haar zachte handen veranderden in veren. Haar snikkende stem werd een schrille roep. Halcyone was veranderd in een ijsvogel.



Gedreven door liefde en verdriet vloog ze naar het strand, waar Ceyx lag. Ze streek met haar snavel langs zijn koude gezicht, haar vleugels trillend van rouw. En toen, voor haar ogen, begon ook hij te veranderen.
Ceyx bewoog. Kleur keerde terug op zijn wangen. Zijn lichaam, dat nog even daarvoor levenloos was, kreeg een nieuwe vorm. Vleugels groeiden uit zijn rug, en zachte veren bedekten hem. Ook hij was een ijsvogel geworden.
Niet langer gebonden door sterfelijk verdriet, stegen ze samen op in de lucht, hun roep galmend over de zee. Verenigd in een nieuw leven, vlogen ze samen over het water, voorgoed onafscheidelijk.
Vanaf die dag bouwden de twee ijsvogels hun nest op het water, geweven van visgraten, zodat het dreef als een klein bootje. En elke winter, zeven dagen lang, terwijl hun jongen veilig in hun drijvende wieg lagen, bleef de oceaan kalm. Aeolus, die zijn dochter zo miste, sloot de Winden op, zodat de zee rustig bleef.
En zo, wanneer de zee vredig is in het hart van de winter, noemen we dat de halcyon dagen—een tijd van rust en veiligheid, waarin zelfs de wildste storm tot stilte wordt gebracht door de kracht van liefde.